Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want alzo zegt de Heere HEERE: [48]Hoeveel te meer als Ik mijn vier [49]boze gerichten, het zwaard, en den honger, en het boze gedierte, en de pestilentie gezonden zal hebben tegen Jeruzalem, om daaruit mensen en beesten uit te roeien! 48. De zin is: Indien de voorgenoemde mannen in het leven zijnde, als Ik een land maar met ene plaag straf, zichzelven alleen van de straf zouden kunnen vrijhouden, hoeveel te meer zouden zij voor zichzelven alleen dat kunnen doen, als God vier plagen over Jeruzalem tevens zenden zou. Anders: hoeveel temin, te weten zouden zij het volk kunnen bevrijden, wanneer God vier plagen over hen zendt. 49. Of, oordelen; dat is, straffen of plagen; zie Ex.6:5, en Ex.7:4, en de aantekening; vergelijk 2 Kron.20:12. Boos of kwaad worden zij genaamd, omdat zij den mens zwaar, pijnlijk en zeer schadelijk vallen; zie ook van vier soorten der plagen, genaamd geslachten, hoewel van deze ten dele onderscheiden, Jer.15:3.